In het kader van het project IIS schreef schrijver en onderzoeker Erik Betten voor ons dit essay over de positie van jongeren in de dorpen en op het platteland.
De huidige generatie jongeren is de eerste in tijden die niet vanzelfsprekend beter af is dan die van hun ouders. Als we als oudere generaties oprecht zijn in onze wens onze wereld zo goed mogelijk aan onze opvolgers over te dragen, betekent dit ook iets voor ons: we moeten als goede voorouders afscheid nemen van de vanzelfsprekendheid van onze verworvenheden.
‘Een goede voorouder zijn’, het is een frase die in verschillende variaties opduikt op de website van Arcadia. Dit honderd dagen durende festival daagt ons uit om onze dromen te delen over een aards paradijs. En als we inzoomen op het deelprogramma Iis, dan wordt daar ook nadrukkelijk gewezen op de belangen van degenen die na ons komen. De ijsbaan in het dorp vormt in dit onderdeel van het programma het uitgangspunt. Als de plek waar iedereen samenkomt als er geschaatst kan worden, waar verschillen wegvallen, maar ook als symbool van de klimaatcrisis, omdat dat ijs een zeldzaamheid is geworden.
De programmamakers nodigen ons uit om net zo eensgezind als tijdens strenge vorst naar de ijsbaan toe te gaan en op creatieve manieren na te denken over het eigen dorp. Hoe ziet de toekomst er op deze plek uit, hoe leefbaar is het dorp straks nog, en wat hebben de toekomstige generaties daarvoor nodig?
De vraag hoe we onze wereld zo leefbaar mogelijk overdragen aan de volgende generatie is op het niveau van een dorp interessant, maar speelt tegelijk op elk niveau; van gezin, vereniging, dorp en streek tot aan provincie, het land en de wereld als geheel. Het is gemakkelijk om de intentie te hebben een goede voorouder te zijn, maar hoe doe je dat? En wat is er nodig om te voorkomen dat de kwesties van vandaag en morgen al onze aandacht toch weer opslokken?
Houden zo?
Een eerste vraag zou kunnen zijn of er echt zoveel moet veranderen. In Fryslân is het leven immers goed, ook al blijft de provincie sociaaleconomisch achter bij grote delen van Nederland. Maar de mensen voelen zich hier wel gezonder, gelukkiger, ervaren een grotere sociale verbondenheid en zetten zich vaker in als vrijwilliger dan elders. De rust en ruimte van het Friese platteland spelen daarbij aantoonbaar een rol.
De in 2018 door het Fries Sociaal Planbureau (FSP) benoemde tegenstelling tussen welbevinden en welvaart heet wel de Friese paradox. Het is een van de redenen dat het provinciebestuur sinds enkele jaren ‘brede welvaart’ voor in de mond heeft liggen, en zich naar eigen zeggen niet blind wil staren op economische factoren als werkgelegenheid en het bruto binnenlands product.
Houden zo, zou je denken. Maar de vraag is of de jongere van nu die brede welvaart op dezelfde manier ervaart en waardeert. Misschien ziet zijn of haar prioriteitenlijstje er wel heel anders uit.
Het probleem bij het praten over ‘de jongere’ is dat die zich niet zo gemakkelijk laat vangen in een definitie. Er zit een wereld van verschil tussen Friese jongeren wat betreft hun kansen en wensen, verwachtingen en ambities, en daaraan gekoppeld het gevoel thuis te zijn en te willen blijven in het eigen dorp. Voor wie in de naburige kern een mbo-opleiding volgt en liefst in de dezelfde streek aan het werk gaat, is de leefbaarheid en de sociale samenhang wellicht van levensbelang, maar is tegelijk een huis en een baan toch echt belangrijker dan rust en ruimte.
Voor wie het vizier op een hogeschool of universiteit op afstand heeft gericht, kan dat volledig anders liggen. Deze jongeren weten dat de kans groter is dat ze niet terugkeren. Zien zij hun omgeving in dat licht het liefst als toekomstige vakantiebestemming en plek om bij te komen van het hectische leven in de grote stad? En wat zou er moeten gebeuren om ze hier wel permanent terug te laten komen na hun opleiding?
Wat willen de jongeren?
Tot dusver is de discussie over leefbaarheid in dorpen vaak in termen van voorzieningen gevoerd. Een deel gaat dan over Haags beleid: de manier waarop zowel de koop- als de huurwoningen in de dorpen buiten bereik van de lokale jongeren blijven. De noodzaak van gerichte investeringen in de werkgelegenheid in de regio. Dat soort dingen. Verder gaat het – terecht – al snel over de aanwezigheid van de school, de laatste winkels en het verenigingsleven in sport en cultuur. Vaker wel dan niet wordt bij dat laatste verzucht dat de jonge aanwas ontbreekt. Of nog iets scherper, dat de jongeren de verantwoordelijkheid voor het verenigingsleven niet meer nemen. De riedel is bekend; er zijn geen jongeren voor besturen te vinden, nieuwe vrijwilligers melden zich niet en wordt er eens wat leuks bedacht voor de jeugd, dan komt die niet opdagen…
Willen ‘die jongeren’ dan niks? Graven ze met die veronderstelde houding dan ook niet hun eigen graf? Welnee. Onder ‘die jongeren’ vallen ook velen die gegrepen zijn door een activisme dat nostalgische gevoelens losmaakt bij veel babyboomers, maar van wie de aandacht ver buiten het dorp ligt. Er is een deel dat het prima vindt om door te gaan op de ingeslagen weg. Er is een deel dat hartstochtelijk verbonden is met de directe omgeving. Er is een deel dat niets wil. En ga zo maar door. Het zijn net mensen.
Hun wereld is alleen onvergelijkbaar met die van hun ouders op die leeftijd, laat staan hun grootouders. Digitaal zijn het wereldburgers
Erik Betten
Hun wereld is alleen onvergelijkbaar met die van hun ouders op die leeftijd, laat staan hun grootouders. Digitaal zijn het wereldburgers, hun sociale netwerken kunnen daarmee ook totaal anders lopen, ze zijn groot geworden met een duizelingwekkend spectrum aan mogelijke toekomsten, en het pad dat hun ouders baanden is maar een van de vele mogelijke richtingen die ze kunnen – of noodgedwongen zullen – inslaan.
Hun belangstellingen liggen vaak ergens anders dan bij het korfbalveld, het iepenloftspul, de kerkgemeente. Dat is één kant van het verhaal. Maar er is ook een andere kant, als dan toch het woord verantwoordelijkheid valt. Waarom zou je je als jongere zo hard inzetten voor je dorp als dat geen woning voor je te bieden heeft, terwijl een brede groep ouderen de grootste huizen bewoont en blijft bewonen, soms met een batterij aan ondersteuning om dat mogelijk te maken? Waarom zou je je inzetten op één specifieke plek als de arbeidsmarkt van nu zo grillig is (gemaakt) dat de zoveelste tijdelijke baan elders je zo weer kan ontwortelen? Wat moet je met al die woorden over nieuwe brede welvaart als jouw eigen realiteit is dat je je een speelbal bent van ouderwetse sociaaleconomische krachten?
En laten we ook die roep om verjonging in besturen, in clubs, eens kritisch tegen het licht houden. Het zijn vaak besturen en clubs uit een andere tijd, toen er nog een ander maatschappelijk weefsel onder lag, toen tweeverdienen niet noodzakelijk was om samen een huis te kunnen vinden, toen kerken, vakbonden, politieke partijen, banken en overheidsdiensten nog zichtbaar aanwezig waren. Is de roep om verjonging in dat licht niet net zo goed een claim om het systeem dat eerdere generaties hebben bedacht, overeind te houden? Is het dan niet oneerlijk te verwachten dat jongeren onze soms gedateerde voorkeuren klakkeloos blijven faciliteren?
Een maatschappelijke weeffout
Steeds meer gemeenten en plaatsen hebben hun jongerenraden, kinderburgemeesters en andere podia waarop jongeren zich uitspreken. Het zijn sympathieke vormen van symbolische machtsdeling met de jeugd.
Erik Betten
Natuurlijk is de werkelijkheid complex en overal net weer even anders. Landelijk sociaaleconomisch beleid, maatschappelijke dynamiek en sociale samenhang op dorpsniveau loopt bijna onontwarbaar door elkaar. Het verhaal klinkt anders, afhankelijk van het accent dat je legt. En ik ben hier ook weer de zoveelste die óver jongeren praat, niet mét ze, laat staan dat ik hun stemmen zou kunnen vertolken. Gelukkig zijn er plekken waar die stemmen wel klinken. Steeds meer gemeenten en plaatsen hebben hun jongerenraden, kinderburgemeesters en andere podia waarop jongeren zich uitspreken. Het zijn sympathieke vormen van symbolische machtsdeling met de jeugd.
Het probleem daarbij is het woord symbolisch. Het is een feit dat jongeren electoraal altijd ondervertegenwoordigd zullen zijn ten opzichte van de gevestigden in de samenleving. Ook als je die categorie oprekt tot 35 jaar. Democratisch is dat zuiver, maar moreel gezien zou je dat een misstand kunnen noemen, of in ieder geval een maatschappelijke weeffout. Een belangrijke verklaring voor het aanhoudende succes van Rutte’s VVD is dat er erg veel mensen zijn voor wie het leven goed is, die hun verworvenheden – soms met veel moeite veroverd op hun voorgangers – zien als rechten, en niet willen dat die worden aangetast. Dat moedigt de voortzetting van kortetermijnpolitiek aan. En er zijn per saldo te weinig kiezers die de extreemste gevolgen van de klimaatcrisis en groeiende vermogens- en kansenongelijkheid aan den lijve zullen ondervinden.
In andere landen wordt al geprobeerd die onbalans in de machtsverdeling te corrigeren. Bijvoorbeeld in de vorm van willekeurig maar representatief samengestelde burgerraden waarin politieke (kortetermijn)belangen geen rol spelen, en waarin jongeren goed vertegenwoordigd zijn. Of in een institutioneel uitgewerkte vorm als die in Wales. Daar is een Future Generations Commissioner aangesteld met als taak overheidsbesluiten op terreinen als woningbouw, onderwijs, klimaat en transport te toetsen op houdbaarheid voor de komende generaties. Die generaties kunnen immers hun belangen niet verdedigen, ook al hebben zij wel de gevolgen te dragen. De commissioner kan een besluit ter heroverweging voorleggen aan het parlement als ze vaststelt dat dit schade doet aan toekomstige generaties. Zo heeft ze de uitbreiding van een snelweg weten te keren, omdat dit in haar ogen ‘een twintigste-eeuwse oplossing was’. Bij nader inzien besloot het parlement dat er inderdaad een duurzamer oplossing mogelijk was. Het begin van echte macht dus, geen symboliek. Niets let de provincie Fryslân ook een dergelijk initiatief te nemen.
Een gedachte-experiment
IIS nodigt de hele dorpsgemeenschap uit op de ijsbaan, en ik hoop van harte dat het er straks wemelt van de jongeren, om al hun wensen voor de toekomst kracht bij te zetten.
Erik Betten
IIS nodigt de hele dorpsgemeenschap uit op de ijsbaan, en ik hoop van harte dat het er straks wemelt van de jongeren, om al hun wensen voor de toekomst kracht bij te zetten. Maar het zal een uitdaging worden om meer mensen in beweging te brengen dan degenen die zich gewoonlijk laten zien bij de vergaderingen van dorpsbelang, in de besturen van de verenigingen en kerken, bij culturele evenementen – kortom, de gevestigden, vaak 50-plus. De leeftijdsgroepen eronder moeten er maar net tijd voor hebben en zin voor maken, tussen werk en school, de gezinsagenda’s en de hobby’s buiten het dorp door.
Wat moet daar gebeuren als de jongeren zelf onverhoopt wegblijven bij al die mooie, creatieve en goedbedoelde initiatieven? Wat heb je er als oudere dorpsbewoner toe te voegen? Een bijzonder gedachte-experiment zoals Future Design, een concept dat in Japan wordt uitgevoerd, kan misschien al wat helpen. Het idee is simpel: bij het nadenken over ingrijpende beslissingen wordt een groep burgers opgedeeld in twee groepen. De ene groep vertegenwoordigt het nu, de andere groep de inwoners van die plaats of regio in 2060. De tweede groep kleedt zich zelfs in mantels die de dragers fysiek herinneren aan het feit dat ze een ander perspectief innemen. Het hele idee werkt aanvankelijk op de lachspieren, maar wat blijkt? Die laatste groep blijkt daadwerkelijk radicalere, progressievere keuzes te bepleiten voor hun leefomgeving, met name op het terrein van klimaat en gezondheidszorg, simpelweg vanwege het nieuwe perspectief dat ze hebben ingenomen.
Het begint en eindigt allemaal met dat laatste. De bereidheid van generaties boven de jongeren om een nieuw perspectief in te nemen. Om in te schikken als dat nodig is, macht te durven delen, het idee toe te laten dat hun dierbare systeem, met al hun verworvenheden, niet voor de eeuwigheid is gemaakt. Dat bij vernieuwing ook afbraak hoort, bij echte leefbaarheid ook de vrijheid om andere keuzes te maken. Zolang dat op landelijk niveau nog niet gebeurt, kunnen we daar elk op onze eigen ijsbaan al wel een begin mee maken.