De Japanse kunstenaar Ai Ozaki maakte deze vazen in de eerste plaats om groenten in te laten fermenteren. Maar in de Japanse cultuur worden soortgelijke vazen ook gebruikt om botten te bewaren, als grafvazen, en verbeelden ze het menselijk lichaam. Bij het inmaken doet Ozaki groenten en zout in de pot, en legt er iets zwaars op om het aan te drukken. Als vervolgens de fermentatie plaatsvindt, wordt de pot een leefplek voor micro-organismen en komt er vocht uit de groenten vrij. Dit zoute water loopt via de ‘ogen’ van de pot naar buiten, wat de lichamelijkheid van de processen in de vazen benadrukt. Daarmee gaan deze vazen over transformatie, maar ook over het feit dat wij, mensen, zowel leven als groei als dood in ons dragen – en altijd allemaal tegelijk. Zoals Ai ooit vertelde: “Ik herinner me dat we na de crematie van mijn grootvader zijn botten met eetstokjes oppakten. Dat ritueel heet ‘Kotsuage’. Daarna gingen we samen eten, spraken over opa, en gebruikten opnieuw eetstokjes. Door dit ritueel voelde het alsof de urn nog steeds met ons was verbonden.”